Het beeld dat uit deze puppytest naar voren komt wordt door de fokker gebruikt om te zorgen dat de pup geplaatst wordt bij een eigenaar bij wie het karakter en de aanleg van de pup zo goed mogelijk tot hun recht komen. Tenslotte moeten baas en hond wel tien jaar of meer met elkaar door het leven en dan is een 'onverenigbaarheid van karakters' niet gewenst. * Een Flatcoat die niet zo dol is op een bek vol veren, baalt van een jager die hem voortdurend eend wil laten apporteren, terwijl de jager niet blij is met een hond die zijn passie niet deelt. * Een energieke, werkgrage pup gaat zich al gauw stierlijk vervelen bij mensen die een huishond zoeken waarmee ze slechts een flink ommetje door het park willen maken (en die dus beter een minder intelligent en levenslustig ras of nog beter helemaal geen hond kunnen nemen), terwijl zijn bazen al evenmin verheugd zullen zijn als hun hond het meubilair verorbert om de tijd te verdrijven. * Van een gevoelige, onzekere pup blijft niets over als hij bij een baas belandt die er graag te pas en te onpas als een sergeant-majoor op los buldert, terwijl zijn baas het niet zo leuk zal vinden als zijn hond bij iedere joviale uitroep onder de bank verdwijnt om er het eerste uur niet meer onder vandaan te komen. Vandaar dat de fokker, rekening houdend met de voorkeuren en de 'thuissituatie' van de toekomstige eigenaar, bepaalt welke pup bij welke baas terechtkomt. De gedragstest is daarbij een waardevolle aanvulling op hetgeen de fokker al weet door zijn observaties van de pups in het nest. De test is dus niet om te kijken of de pup 'goed' of 'slecht' is, maar om inzicht te krijgen in de aanleg, het karakter en de eigen persoonlijkheid van iedere pup. En net als bij de mens verschilt deze van pup tot pup. De test wordt afgenomen op een leeftijd van 7 weken (plus of minus hooguit één of twee dagen). Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat dit de meest ideale leeftijd is om pups te testen: het zicht, het coördinatievermogen en de motoriek van de pup zijn dan voldoende ontwikkeld. Bovendien zijn juist op die leeftijd de drang om te vluchten voor het onbekende en de neiging tot toenadering met elkaar in evenwicht, zodat de test een optimaal beeld geeft van de persoonlijkheid van de pup. De pup wordt getest door een onbekend persoon en op onbekend terrein, zodat hij geen steun kan ontlenen aan een vertrouwde omgeving. Zo kan goed bekeken worden hoe hij zich gedraagt als hij op eigen benen moet staan en hoe hij reageert in een nieuwe omgeving. Veel mensen vragen zich af hoe betrouwbaar zo'n test nu is: het is toch een momentopname; misschien is de pup op die dag niet in zijn beste doen of is hij slaperig? In het algemeen blijkt dat de test een goed beeld geeft van de persoonlijkheid van de pup. De test duurt lang genoeg (20-25 minuten per pup) om ook bij hondjes die langzaam op gang komen inzicht te krijgen in hun 'ware' aard. Uiteraard kunnen door training en opvoeding later bepaalde eigenschappen verder worden ontwikkeld of juist worden geremd, maar de basistrekjes die een hond heeft komen onveranderlijk uit de test naar voren. Niet voor niets steeg bij de selectie van blindengeleidehonden waarvoor de puppytest oorspronkelijk is ontwikkeld de kans op succes van 9% (zonder test) naar 90% (met test). Ook indien pups de volgende dag opnieuw worden getest blijken de karaktertrekjes die de eerste maal naar voren kwamen opnieuw tot uiting te komen. Met de willekeur van een 'momentopname' blijkt het dus wel mee te vallen. Het gedrag dat de pup vertoont, wordt bepaald door enerzijds zijn erfelijk bepaalde aanleg en anderzijds de mate waarin hij is ingeprent c.q. gesocialiseerd, kortom de mate waarin hij kennis heeft gemaakt met verschillende wezens, zaken en situaties. Een pup die bij de fokker goed is gesocialiseerd doordat hij bijvoorbeeld de woonkamer dagelijks mag verkennen, allerlei speeltjes van verschillend materiaal heeft om mee te spelen, vertrouwd is met geluiden zoals radio, televisie, stofzuiger, allerlei verkeer, rammelende potten en pannen, en kennis heeft gemaakt met veel verschillende mannen, vrouwen, kinderen, honden en andere dieren, heeft een beduidende voorsprong op een pup die opgroeit in een kennel achteraf, waar weinig geluiden doordringen, waar alleen een oude lap in ligt en waar hij verder niet of nauwelijks uitkomt. De fokker die met zijn pups oefent, met hen speelt, ze de woonkamer laat verkennen en ze (zodra ze geënt zijn) buiten mee naar nieuwe plaatsen neemt, het onbekende tegemoet, is bezig zijn pups te socialiseren en geeft ze daarmee de best mogelijke start voor zijn verdere leven. Voor de goed gesocialiseerde pup, die al wat heeft meegemaakt, zijn de situaties waarmee hij tijdens de test kennismaakt dan ook al wat gewoner en minder nieuw en hij treedt deze dan ook meestal gemakkelijker tegemoet dan de slecht gesocialiseerde pup, waarvoor ieder geluid, ieder ding, ieder mens volkomen nieuw is. Meestal, want men moet niet vergeten dat alles tijdens de test voor de pup, ook voor de goed gesocialiseerde, nieuw is: de tester, het terrein, de voorwerpen, ook al lijken ze misschien op zaken die hij al kent. En juist door al dit nieuwe verloochent de basisaanleg van de pup zich niet. Hondjes die terughoudend van aanleg zijn, zullen dat ook tijdens de test zijn al zijn ze nog zo goed gesocialiseerd; pups die apporteren niet zo leuk vinden, zullen dat tijdens de test laten blijken, al heeft de fokker zich suf geoefend. |
Wie denkt dat het niet zo belangrijk is of een Flatcoat ook goede werkeigenschappen heeft omdat hij hem alleen als huishond heeft en er toch niet mee jaagt, begaat een gruwelijke vergissing. Het is het verlangen om voor en samen met de baas te werken, kortom de will to please, en de apporteerdrift die de Flatcoat maakt tot de gemakkelijk op te voeden, prettige, vriendelijke sociale gezinshond die hij nu ook is. Het is niet voor niets dat de gedragsstoornissen en -problemen hand over hand toenemen bij rassen waar de door de jaren, soms zelfs eeuwen geselecteerde werkeigenschappen (gedeeltelijk) verloren zijn gegaan.
|